Gepubliceerd:
In dit artikel:
Tekst:
Fotografie:
Het mortuarium. Je wilt er niet naartoe en je wilt er niemand naartoe brengen. Maar als je er dan tóch moet zijn, dan is het belangrijk dat je met zorg en warmte wordt ontvangen, vindt medewerker Floortje Agema.
Floortje merkt regelmatig dat mensen een vertekend beeld hebben van een mortuarium en het werk dat zij daar doet. “Veel mensen denken dat het hier heel klinisch is. En dat mensen die hier werken heel afgestompt moeten zijn van het werken met ‘lijken’. Dat woord gebruiken we hier trouwens nooit. We zorgen voor mensen. En die mensen zijn dood. Ze kunnen niet meer vertellen wat ze willen. Voor mij nóg meer reden om respectvol met onze patiënten om te gaan. Bezoekers voelen bij ons dat het mortuarium geen nare plek is.”
Floortje zorgt niet alleen voor de patiënten, maar vangt ook de nabestaandenop. “Het is belangrijk dat volwassenen én kinderen betrokken worden. Kinderen stellen onbevangen hun vragen en brengen lucht. Volwassenen vinden het vaak heel spannend en zijn geneigd kinderen weg te houden. Wij nodigen kinderen juist uit.”
“We zijn heel transparant en vertellen de naasten wat we doen en waarom we dat doen. Soms zijn onze patiënten door een ongeval heel beschadigd. Wij zullen echt nóóit tegen familie zeggen dat het niet mogelijk is om te kijken. We leggen wél uit wat ze kunnen verwachten en geven een keus. Ik ben ervan overtuigd dat mensen ook in verschrikkelijke omstandigheden in staat zijn keuzes te maken. Er zijn zorgprofessionals die in dit soort situaties gaan betuttelen, zielig gaan kijken, zachtjes praten en adviseren om niet te gaan kijken. Ik doe dat niet. Ik ben comfortabel met de dood én met de gevoelens die daarbij komen kijken. Altijd al zo geweest.”
Voordat Floortje in het mortuarium kwam te werken, was ze projectadviseur bij het Radboudumc en ritueelbegeleider. De eerste keer in het mortuarium weet ze nog goed: “Ik kwam daar om een presentatie te geven en voelde direct: hier vind ik het interessant! Bij mijn sollicitatie, jaren later, hield ik wel een slag om de arm. Als ik de eerste maand alleen maar boven de wc zou hangen, dan was het niets voor mij. Want hoe mooi ik ons vak ook vind, we krijgen ook te maken met bloed, poep en geur.”
“Ik heb veel geleerd. Aan de ene kant medische handelingen zoals hechten en katheters en infusen verwijderen. Aan de andere kant heb ik op persoonlijk vlak leren omgaan met wat er binnenkomt. Ik vind het professioneel om mijn hart open te zetten. Ik ga mijn energie niet steken in het tegenhouden, maar zoek daar mijn weg in. Zolang ik niet wakker lig of mijn kinderen opsluit, gaat dat goed. Mijn kinderen snappen hoe het werkt voor mij. Dan krijg ik een appje met ‘Ik ben op school hoor.’”
“Ik ging uit eten met mijn man en zei: Neem vandaag maar geen biefstuk schat”
“Soms is het loslaten lastig. Het is voorgekomen dat ik uit eten ging met mijn man en zei: ‘Neem vandaag maar geen biefstuk schat.’ Maar mij blijven vooral bijzondere ervaringen bij. Er is een moment dat ik nooit vergeet. Een volwassen man was overleden bij een ongeluk en bij ons gebracht. Bijna de hele familie was er, alleen de bejaarde ouders nog niet. Iedereen was ongerust. Hoe zou met name moeder op de schok reageren? Ze kwam binnen en boog zich over haar kind. Er kwam zoveel oermoederkracht vrij! Iedereen voelde zich op dat moment getroost door haar. Prachtig.”
“Iedereen denkt dat er hier alleen maar verdriet is. Wij zien vooral heel veel liefde. Iemand zei ooit: ‘In de dagen tussen dood en uitvaart is het net alsof de hemel een beetje openstaat.’ Bij ons staat de hemel altijd open. Dat magische voel ik elke dag dat ik hier werk.”




